Skip to main content

Quackie’s avontuur

De lucht ruikt naar zachte, schuimende lavendel. Om me heen glimmen witte tegels en glanzen kranen. Elke dag poets ik mijn gele huid, terwijl ik op de golven dein. Het is heerlijk, maar ik weet altijd precies hoe mijn dag zal verlopen. Alleen de lucht buiten het raam is telkens anders. ‘Daar wil ik naartoe.’ Mijn stem galmt, ik schrik ervan en spat water rond. ‘Kwak!’ Met een sierlijke sprong land ik op de gladde rand van de badkuip en schud mezelf droog. De zachte badmat streelt mijn buik. Voorzichtig kijk ik om de hoek van de deur. Met mijn snavel duw ik hem open. Ik waggel de gang in.
‘Dag, mevrouw Beer,’ groet ik. Ik ken haar; zij moet altijd mee als de kleine gewassen wordt. ‘Wat een heerlijke dag. Ik ga op avontuur, naar de zon.’ Ze antwoordt niet, maar knipoogt wel.
Gesnuif. Max, die altijd alles nat spettert bij het wassen, sluipt dichterbij.
‘Dag, Max. Ik ben aan de wandel,’ zeg ik vrolijk.
Hij bromt: ‘Dat mag niet!’
Ik dans een rondje.
‘De wereld is groot,’ waarschuwt hij.
‘Dat wil ik zien.’

Zo snel ik kan, ga ik naar buiten. Kleine groene sprietjes prikken in mijn pootjes. Een zachte bries streelt mijn veren en ik ruik lavendel, maar veel frisser dan die ik ken. Boven me tekenen wolken allerlei figuren, de zon lacht als ze tevoorschijn komt. Ik wijs ernaar, maar niemand kijkt mee. Mijn ogen doen pijn van het turen. Een grote witte vogel scheert vlak langs me, schreeuwt tegen me. Een stinkende witte plak valt voor me neer. Ik duik ineen.
Als ik weer opkijk, fladdert een vlinder net boven me. Ik probeer hem te volgen, maar mijn pootjes kunnen het tempo niet bijhouden. ‘Wacht op me!’ roep ik, maar de vlinder verdwijnt in de verte.

Plots begint het donker te worden. Mijn vleugels trillen, in mijn hart bonst het. Ik wil terug, weer gewoon dobberen in warm water. Ik ren naar binnen, schuil in donzige sloffen. De geluiden zijn vertrouwd, Max snuift in mijn oor. Mijn lijf ontspant.
‘Mama!’ De kleine huilt. Snikkend hoor ik het woord ‘eend’.
Warme tranen prikken. Het bad is al gevuld. Ik neem een korte aanloop en spring met een plons in het bad... meteen drijf ik tussen schuim. Heerlijk. De gordijnen zijn hier al dicht, ik ben in mijn eigen veilige wereld.
‘Je bent terug,’ hoor ik mevrouw Beer zeggen, terwijl ze platgedrukt wordt tussen kinderarmen.
Max gromt. Hij bedoelt het vast goed.
‘Wat een avontuur,’ mompel ik, terwijl ik mijn gladde huid was.
Moeder pakt me op. ‘Je hebt modder op de badeend gesmeerd,’ zegt ze hoofdschuddend.
‘Mij!’ De kleine grijpt me vast.
Een zachte doek streelt over mijn veren. ‘Je glanst helemaal,’ zingt moeders stem.
Thuis. Ik ontspan me. Er gaat toch niets boven mijn eigen bad.

2 reacties