Mooi en boeiend verhaal. Verrassend einde.
Klik op de balk hierboven voor het overzicht!
Hebbes
De pen schiet uit mijn hand, omdat ik er te hard mee zit te tikken. Ik kijk de balpen na zonder deze op te rapen en gooi mijn voeten op het bureau. Niet met je schoenen op tafel, hoor ik de stem van mijn moeder in mijn hoofd. Ik veer op als ik iemand de trap op hoor lopen. Met ingehouden adem houd ik mijn ogen gericht op de deur. De echo van de holle voetstappen die wegsterft, klinkt na. Ik scrol wat langs de sociale media op mijn mobiele telefoon. Dan bel ik Erkan.
“Hee, met mij. En?” Ik hoor Erkan diep zuchten, voordat hij antwoordt: “Weet je hoeveel er kan gebeuren in vijf minuten? Vijf minuten, Pien! Hoe vaak bel je me nog vandaag? Zo kan ik toch niet opletten, wacht eens, er is beweging, ik zie hem de deur uitkomen.” Ik kijk verbaasd naar mijn mobiel. Erkan heeft opgehangen. Even wil ik boos worden: hoe durft hij? Het is te warm om me druk te maken. Uit mijn broekzak haal ik een verfomfaaide zakdoek en wis daarmee mijn voorhoofd droog. Ik kan me echt niet herinneren dat het ooit zo verlammend heet is geweest. Loom leun ik nog verder achterover in de leuning van mijn bureaustoel. Ik sluit mijn ogen en hoor alleen het zoemen van een bromvlieg en het getik van het insect op de ruit.
Als Erkan de kamer binnenstormt, krijg ik haast een hartverlamming. Waar komt hij ineens vandaan? Ik heb hem echt de trap niet op horen komen. Ben ik dan toch even in slaap gevallen?
‘Meekomen!” gebiedt Erkan mij. Vol verwachting ren ik achter hem aan. Zou het nu werkelijk goedkomen? Als een baksteen laat ik me in de lage autostoel van de twoseater vallen, want gewoon gaan zitten, is me in deze auto nog nooit gelukt. Ik snap werkelijk niet hoe Erkan zo dol kan zijn op dit lage kreng. Al snel stoppen we bij een geparkeerde zwarte sedan. Erkan gebaart dat ik moet afwachten. Als de zwarte auto gaat rijden, gaan we erachteraan. Erkan houdt voldoende afstand om niet op te vallen, maar ook om het vehikel niet kwijt te raken. We rijden steeds verder het centrum uit. Als de sedan onverwachts linksaf slaat, zijn we de zwarte auto haast kwijt.
“Daar gaat ‘ie! Links!”, roep ik. Van opwinding kan ik niet stilzitten en wip op en neer op mijn stoel.
“Hè, zou dit een sluiproute zijn? Ik snap niet waar íe nu heengaat!”, zegt Erkan, terwijl hij als een razende zijn stuur omgooit. Ik grijp me vast aan het portier, zo hard scheuren we door de bocht. Als de zwarte auto die we volgen stopt, parkeert hij iets verderop in de berm. Snel stappen we uit. Vlak voordat de chauffeur van de sedan de voordeur van de oude boerderij aan de rand van de stad wil binnenstappen, spreek ik hem aan:
“We hoorden dat u uw huis wil verkopen, mogen wij als eersten een bod doen?”
“Hee, met mij. En?” Ik hoor Erkan diep zuchten, voordat hij antwoordt: “Weet je hoeveel er kan gebeuren in vijf minuten? Vijf minuten, Pien! Hoe vaak bel je me nog vandaag? Zo kan ik toch niet opletten, wacht eens, er is beweging, ik zie hem de deur uitkomen.” Ik kijk verbaasd naar mijn mobiel. Erkan heeft opgehangen. Even wil ik boos worden: hoe durft hij? Het is te warm om me druk te maken. Uit mijn broekzak haal ik een verfomfaaide zakdoek en wis daarmee mijn voorhoofd droog. Ik kan me echt niet herinneren dat het ooit zo verlammend heet is geweest. Loom leun ik nog verder achterover in de leuning van mijn bureaustoel. Ik sluit mijn ogen en hoor alleen het zoemen van een bromvlieg en het getik van het insect op de ruit.
Als Erkan de kamer binnenstormt, krijg ik haast een hartverlamming. Waar komt hij ineens vandaan? Ik heb hem echt de trap niet op horen komen. Ben ik dan toch even in slaap gevallen?
‘Meekomen!” gebiedt Erkan mij. Vol verwachting ren ik achter hem aan. Zou het nu werkelijk goedkomen? Als een baksteen laat ik me in de lage autostoel van de twoseater vallen, want gewoon gaan zitten, is me in deze auto nog nooit gelukt. Ik snap werkelijk niet hoe Erkan zo dol kan zijn op dit lage kreng. Al snel stoppen we bij een geparkeerde zwarte sedan. Erkan gebaart dat ik moet afwachten. Als de zwarte auto gaat rijden, gaan we erachteraan. Erkan houdt voldoende afstand om niet op te vallen, maar ook om het vehikel niet kwijt te raken. We rijden steeds verder het centrum uit. Als de sedan onverwachts linksaf slaat, zijn we de zwarte auto haast kwijt.
“Daar gaat ‘ie! Links!”, roep ik. Van opwinding kan ik niet stilzitten en wip op en neer op mijn stoel.
“Hè, zou dit een sluiproute zijn? Ik snap niet waar íe nu heengaat!”, zegt Erkan, terwijl hij als een razende zijn stuur omgooit. Ik grijp me vast aan het portier, zo hard scheuren we door de bocht. Als de zwarte auto die we volgen stopt, parkeert hij iets verderop in de berm. Snel stappen we uit. Vlak voordat de chauffeur van de sedan de voordeur van de oude boerderij aan de rand van de stad wil binnenstappen, spreek ik hem aan:
“We hoorden dat u uw huis wil verkopen, mogen wij als eersten een bod doen?”