rené rockx schrijft!
Publicatie: | rené rockx ©
Een kijkje in de schrijfkeuken
De schilder zit voor zich uit te kijken met kwast, verf en een leeg doek. De schrijver staart voor zich uit met een pen en een blocnote. Het lukt de een noch de ander een creatief proces te starten. Zij kijken elkaar aan, geven een knipoog, het helpt niet. De kwast komt er niet aan te pas, de pen evenmin. Zij kijken nu beiden naar buiten. Het ziet er winters uit, flinke sneeuwbuien hebben alles wit gemaakt, even wit als het onaangeroerde doek en het onbeschreven papier.
Er alleen over gaan zitten mijmeren en erover nadenken brengt hem niet verder. Hij weet het. Hij wordt er een beetje moedeloos van. Hij heeft geen plan, geen idee en wil toch schrijven. Hij begint, ’s avonds of ’s nachts, in alle stilte. Schrijven, ja, maar waarover?
Hij weet het niet, kijkt voor zich uit en hoort het aangename tikken van de oude klok aan de muur, het onregelmatig aanslaan van de verwarming en het getik in de verwarmingsbuizen. Een dagboek staat hem niet aan; hij wil niet schrijven over de gebeurtenissen van alledag, dat is zo gewoon, wat maakt hij nou mee? Wat geweest is, is geweest. Dat valt dus af. Iets zomaar verzinnen, daar is hij niet sterk in. Bepaalde personen in een situatie beschrijven wil niet lukken, de fantasie ervoor ontbreekt.
Het autobiografische verhaal dan met zichzelf in de hoofdrol? Dat moet geen probleem opleveren. Maar nee, dat gewroet in het verleden wil hij ook niet. Misschien een combinatie van autobiografie en verzinsel? Zo blijft hij maar etteren en voor zich uitkijken. Hij wil ook niet gaan schrijven over wat hem nu overkomt. Dat heeft hij vaker gedaan en teruglezend is hij daar nog niet een keer tevreden over geweest. Hij gaat het ook nu niet doen: schrijven over niet kunnen schrijven. Als hij dat op een heel originele manier zou kunnen, ja, dan wordt het wat anders.
Hij geeft het niet op. Avond na avond gaat hij achter het lege worddocument zitten en ineens komt er iets en hij begint, gaat door, is niet meer te stuiten en is erover verbaasd hoe hij al schrijvend van het ene woord in het andere terecht komt.Hij kan tevoren niet voorspellen wat hem te wachten staat. In zekere zin is het spannend. Hij weet nauwelijks waar hij aan begint, hoe het zal lopen of waar het eindigt. Met lezen heeft hij dezelfde ervaring. Ook dan zorgt elke regel, zin, alinea en elke bladzijde voor verrassingen.
Hij volgt lukraak zijn gedachten, in een razend tempo schrijft hij ze op voordat ze hem ontschieten, deze associaties. Het gaat maar door, leve de flow, corrigeren komt eventueel later wel, misschien om er toch wat lijn in aan te brengen, in die mengelmoes, die woordenvloed die zo prachtig zijn gemoedstoestand weergeeft. Dat bevalt hem wel, het laten stromen van woorden, hup met de geit, eruit jullie, wordt geboren, zie het levenslicht, zie hoe het hier is, hoe het er hier aan toegaat. Zo lang hij inademt, maar ook op tijd weer uit en rust neemt met een komma, houdt hij het vol tot zijn gedachten blokkeren en zijn schrijfhand verkrampt.Het zijn zijn zielenroerselen, een egodocument vol met verlangens, twijfels, obsessies. Het is een staaltje magisch denken van een dertigjarige die niet duidelijk durft te zijn over wat hij wil en nog is als het jochie van toen wat in een stoel voor het raam in de huiskamer naar buiten kijkt, zich heeft afgewend van de rest van de familie die aan hem moet zien wat er met hem aan de hand is.
Hij houdt niet op met zoeken . Gedichten, dat moet iets voor mij zijn, dacht hij. Ze kwamen er en ook die kopieerde hij zelf en op bescheiden schaal deelde hij ze uit. Zo was hij voor de tweede keer de uitgever van zijn eigen werk. Helaas zette ook deze schrijfvorm niet door en hij ging op zoek naar de volgende, er moet toch iets zijn wat bij hem past, niet voor even maar voor langere duur.
Hij weet dat het een kunst is om je te beperken. Een roman schrijven is te hoog gegrepen, daar kan hij beter maar niet aan beginnen. Hij kiest voor het andere uiterste en begint, om het eenvoudig te houden, met één woord per dag, het dagwoordje waar mee te spelen valt, het woord omkeren zodat mik kim wordt of een letter eraf halen zodat van mik ik overblijft, ach er valt wel wat te bedenken. Nou nee, dat wordt niks, één woord biedt te weinig mogelijkheden en hij stapt over op een zin per dag. Elke dag, trouw als een hond, schrijft hij op het toilet een zinnetje. Dat gebeurt ’s morgens als hij direct na het opstaan zijn behoefte gaat doen wat vanaf toen niet alleen het ontladen was maar ook het bedenken van dat dagzinnetje.
Hij krijgt de smaak te pakken en bedenkt het weekschrift waar hij elke zondagavond een stukje in schrijft. Hij kijkt terug naar de week die achter hem ligt en schrijft op wat van betekenis was. Het gaat veelal over hemzelf of over wat hem raakte en hij geeft het schrift de titel IkpuntRaakpunt. Als er nog meer is om te schrijven naast het dagzinnetje en het weekschrift pakt hij het tussendoorschrift en om werkelijk alle mogelijkheden te benutten zit hij van tijd tot tijd achter een document in word.
Het is leuk geprobeerd en hij heeft het jaren volgehouden, dat gepeuter in die schriftjes en op de computer, voldoening bracht het niet. Op zolder liggen de dag -en weekschriftjes in een mandje gezellig bij elkaar stof te happen.
De ambitie die hij al lang koestert – hij is inmiddels een zeventiger- begint vorm te krijgen als hij op een dag boodschappen doet bij de Nettorama en bij de kassa een meisje ziet staan. Het is gelukt! Hij heeft het begin van een verhaal. Aan de kassa van Nettorama waar hij niet vaak komt voor zijn boodschappen ontstaat het idee. Er staat een meisje met een blikje cola en een reep chocolade, een flinke grote. Ze rekent af en hij staat achter haar. Ze kijkt hem glimlachend, verlegen, aan. Een situatie van niks maar het zet hem aan het schrijven en hij begint met de titel: Het verlegen glimlachende meisje. Hij ervaart het als zijn eerste échte schrijfervaring. Geboeid iis hij bezig en hij ziet het meisje voor zich, leuk paardenstaartje, fris gezichtje. Hij schrijft als in trance, zo geconcentreerd, alsof hij aan het mediteren is tot de flow stopt en het is of hij ontwaakt, wakker wordt. Wonderlijk! Bij het teruglezen van de eerste alinea’s is het verhaal toch weer anders geworden dan wat hij bij de Nettoramakassa in gedachten had.
Hij begint de smaak van het verhalen schrijven te pakken te krijgen. Het ene verhaal na het andere rolt uit zijn pen. Hij weet van geen ophouden. Het is steeds weer een verrassing als zich iets aandient om over te gaan schrijven. De onderwerpen komen op hem af. Het zijn herinneringen, gebeurtenissen die plaatsvinden, mensen die hij ontmoet. Die zetten aan tot schrijven. Hij maakt gebruik van zijn eigen ervaringen,de fantasie doet de rest.Hij is ook met het verhaal bezig als hij niet achter de laptop zit . Hij zit in het verhaal en is bezig met de mensen die er een rol in spelen. Hij vindt het jammer als het verhaal klaar is en de verbinding met de personages verdwijnt.
De verhalen ontvouwden zich gaandeweg, al schrijvende. Meestal was het nodig er tijdelijk afstand van te nemen om verder te kunnen. De titel van het verhaal veranderde vaak met het voortschrijden ervan.
Hij heeft ervaren dat schrijven ook lezen is. Vooral herlezen. Kritisch kijken naar wat er op papier is verschenen. Is er wat te verbeteren, weg te laten of toe te voegen? Soms herlas hij de tekst zo vaak dat het hem tegen ging staan, er genoeg van kreeg en het af wilde hebben.
Genoeg is genoeg, uitgepraat, uitgeschreven. Het kan zijn dat het nu klaar is met de verhalen, dat het op is, uitgedroogd of hoe je het ook noemen wil. Er zijn geen nieuwe ideeën en hij wil niet in herhaling treden, niet onbezield schrijven.
Waar hij ook kijkt en wat hij ook denkt, een verhaal of zelfs het begin ervan, dient zich niet aan. Het is alweer even geleden. Hij dreigt er moedeloos van te worden. Eerder is het toch gelukt! Waarom nu niet? Hij kijkt uit naar het kopje koffie van die ochtend. Het vooruitzicht geeft hem troost.
Getergd blijft hij achter het lege kopje voor zich uit kijken.
Hij kent de dip van de writersblock, die verlammend en frustrerend is, maar van tijdelijke aard. Nu lijkt het anders en hij gelooft niet in het licht aan het einde van de tunnel. Of is hij ongeduldig? Hoe lang moet hij dan wachten? Waiting is hell! Maar hopelijk niet vergeefs.
Hij weet dat er maar een manier is om verder te gaan en dat is gewoon beginnen, een notitieboekje pakken, gedachten die in hem opkomen opschrijven en zo uitwerken, aaneenrijgen en met elkaar verbinden tot zich gaandeweg weer een verhaal ontvouwt. Makkelijk gezegd! En het nu doen, geen gestaar naar een leeg vel, ervoor zorgen dat er iets verschijnt, iets nieuws. Laat zien dat je leeft, maak iets, doe het voor jezelf en denk maar zo dat het goed is als je het zelf waardeert.
Zo praat hij zichzelf moed in. Het helpt, hij voelt het en pakt meteen zijn pen uit vrees dat twijfel toeslaat en vragen zich opdringen:
‘Houd ik mezelf niet voor de gek? Is het wel wat, gaat dit wat worden?’
Hij weet het niet, er is alleen een weg om af te leggen.
Hij schrijft een paar zinnen. Het gaat over een boekhouder. Als het begin er maar is, denkt hij. Mooi niet! Arm boekhoudertje, wat is hij snel uitgeteld! Een vervolg wil maar niet komen en hij slaapt er slecht van.
Hij ligt in bed na te denken over wat er niet is. Probeer het maar eens! En dan ook nog eens willen dat het er wél is. Hij lijkt wel een zeurderig jongetje wat zijn zin niet krijgt. Houd er toch mee op en ga slapen man, dit gepieker levert niets op, in elk geval niet wat je wil.
Hij draait zijn kussen om, lekker fris voor even. Hij ligt te woelen, krijgt het warm en gaat met zijn onderbenen boven het dekbed liggen en de boekhouder verschijnt weer in beeld.
Verhalen bedenk je niet, ze komen naar je toe.