“Goh, u moet wel een hele mooie vrouw hebben”. Mijn studente keek afwisselend van de foto op mijn telefoon naar mij. Ik meende iets van ongeloof te bespeuren. Kijk, dat ik niet bepaald Brat Pitt ben, wist ik al wel. Na de reactie van mijn studente, zo’n vijftien jaar geleden exporteerde ik elke hoop op een flitsend uiterlijk definitief naar fabeltjesland.
Ik ben sowieso niet van de uiterlijkheden. Sterker, dat skin deep geneuzel over zogenaamde schoonheid is gevaarlijk. Het maakt dat jonge meiden hun lippen laten oppompen en hun lijf laten verbouwen op een manier waar Frankenstein wit van zou wegtrekken. En wat te denken van video’s vol six-pack-dudes die met door anabole steroïden opgeblazen spierbundels het beeld van de ideale man bij elkaar liegen? Voor mij volstaat een spijkerbroek, een T-shirt, een trui, een paar sokken, een onderbroek, dat maal twee en in de goedkoopste versies. Mijn vrouw stelt helaas hogere doelen. Zij sleept mij periodiek de betere kledingzaken in om me op te kalefateren. Lijdzaam onderga ik de foltering van met confronterend grote spiegels uitgeruste pashokjes waarin ik mijn kont niet kan keren en waar het klamme zweet me uitbreekt bij broek nummer twintig. Ik vind de eerste altijd al goed. Ach, het is haar aandoenlijke queeste om van haar beest een beauty te maken. Ik verdraag liefdevol dat ik pas uit de folterkamer mag ontsnappen wanneer zij tevreden net voldoende afstand tussen mij en een clochard ziet. Ze legitimeert het met: “Ik moet wel naast je lopen hè”.
Ik houd me liever vast aan wat mijn moeder ooit zei, toen ik als tiener mijn haar föhnde in een vruchteloze poging om op Barry van de BeeGees te lijken: “Ach jongen, schoonheid zit van binnen”. Maar toch, dat moet ik mijn vrouw nageven, het oog wil ook wat. Misschien moet ik meer aandacht geven aan wát dat oog precies waarneemt. Een bewijs voor die geachte vond ik van de week.
Mijn oudste dochter vierde haar verjaardag. Mijn jongste was er ook. We waren in gesprek en ik keek hen aan. Ik herkende mezelf in kleine schitteringen in hun ogen, subtiele trekjes om de mond en de soort opmerkingen en grapjes die ze maakten. Daarin spiegelde zich mijn soort schoonheid. Ik zet daarom mijn kaarten op de rimpel-, rafel- en vlekkeloze schoonheid van de goede relatie met degenen die ik liefheb en die van mij houden zoals ik ben. En ja, ik heb een prachtige vrouw!