De laatste maand van het jaar. Het is een geoliede machine zonder haperingen, het gaat maar door, van seconde naar minuut, kwartier, half uur en uur, na vierentwintig uur is het etmaal verstreken, het was ochtend, middag , avond (ik ga naar boven om te slapen, het bevalt me niet die donkerte in, het lijkt soms onheilspellend, ik ben nog te wakker om me over te geven aan de nacht en vertrouw er niet klakkeloos op dat het gaat lukken, dat slapen, een soort oefening in loslaten en je overgeven aan het grote onbekende) en nacht, de dag voorbij, licht en donker hebben elkaar afgewisseld en morgen zal het niet anders zijn en zo gaat dat maar door, sjoek sjoek sjoek, zonder stoom af te blazen, niet nodig het gaat vanzelf, driehonderd vijfenzestig dagen en het jaar is voorbij, wat knallen en het volgende kan beginnen. In ons kikkerland kennen we vier seizoenen, elk jaar dezelfde: winter, lente, zomer, herfst, wat je ervan vindt maakt niet uit, ze komen, elk jaar opnieuw, ook dat gaat maar door en door, geen houden aan of de zon zou het moeten begeven of het moet zo uit de klauwen lopen met de klimaatverandering dat de winter het af laat weten, het niet meer echt koud wordt en de volgende generatie niet meer meemaakt dat de straten er ook heel mooi wit uit kunnen zien en dat je erop kunt glijden op dat wit of er sneeuwpoppen van kunt maken. Dat vanzelfsprekende van de tijd, want zo heet het:
tegenwoordige tijd, voltooid tegenwoordige tijd en wat voor tijden we allemaal bedacht hebben, afspraken zijn het om orde aan te brengen in het maatschappelijk verkeer en het is zo gewoon dat het niet ophouden van tijd de illusie wekt dat het door zal gaan, ook voor mij, ook voor jou, voor ons allen tot er iemand wegvalt, ons ontvalt, uit de tijd gemieterd en voorgoed verdwenen…ja dan weten we samen wel even beter.